23 maart 2007

Wonen tussen Sesamstraat en de Grotemensenwereld

‘Hoe oud ben jij?’ Een onschuldige vraag van mijn onschuldige, kleine nichtje. Ze houdt haar ogen strak gericht op het vel papier dat voor haar op tafel ligt. Zorgvuldig kiest ze de kleuren voor haar tekening. ‘Raad eens’, zeg ik. Ze kijkt op, met een schuin hoofd. Rimpeltjes in haar voorhoofd. Ze denkt even diep na en waagt dan een poging. ‘Eh…86?’ Twee grote vragende ogen staren me aan.

Zelden vond ik een situatie denk ik zo grappig en ernstig tegelijkertijd. Een angstig besef drong zich op. Ik. Ben. Oud. Althans, in de beleving van mijn nichtje. Voor haar behoor ik tot de categorie Sesamstraatfiguren die er alleen maar wonen om verhaaltjes voor te lezen. Ja, vanaf nu ben ik er een, ’n echte ‘GROTE MENS’.

Toen ik enkele weken geleden mijn kamer in Amsterdam betrok, vroeg mijn moeder me of ik niet eens toe was aan een waarlijk huis, in plaats van ‘zo’n studentenkamer’. Ik was immers ‘al bijna dertig’, wist ze terloops toe te voegen aan haar het-wordt-tijd-dat-je-eens-volwassen-wordt-betoog.

Help? Eind december werd ik 26. Zes-en-twin-tig. Ok, helemaal van harte ging het niet. Op de eerste plaats houd ik niet van even getallen en bovendien is elk jaar boven de 25 inderdaad een stap dichter bij de dertig. Maar zo’n vaart loopt het nou ook weer niet, lijkt me. En toch bekruipt me zo nu en dan een onbehaaglijk gevoel. Alsof ik ineens haast heb met de dingen.

Hinkend op twee benen – het ene nog studerend, het andere werkend – heb ik het idee dat ik allerlei beslissingen moet nemen. Ik moet een Toekomst uitstippelen. En snel ook, nu het nog kan. Want voor je het weet ben ik de dertig gepasseerd, heb ik teveel wel gewild maar niet gedaan en praat ik onherroepelijk in termen van ‘de jeugd van tegenwoordig’ en ‘vroeger, toen er nog guldens waren en alles anders was’. En vertel ik mijn kleine nichtje met waterige ogen over ‘toen ik zou oud was als jij…’

Jakkes. Soms wil ik gewoon weer met mijn duim in mijn mond op de bank voor de teevee zitten, Sesamstraat kijken. Met om iedere vinger een Nibbit. En voorgelezen worden door Paula. Want die zit er nog steeds in. Misschien word je in Sesamstraat wel nooit ècht oud, bedenk ik me. Hoewel, zelfs mijn favoriete kinderprogramma viert dit jaar zijn dertigste verjaardag…


7 opmerkingen:

Anoniem zei

Herkenbaar, herkenbaar, haha. Vooral die nibbits, die mis ik ook.

Anoniem zei

Vroeger, toen ik zou oud was als jij, schreef ik geen dingen als "Hinkend op twee benen" :-)

Anoniem zei

ha liek!
ja hoor, weer n leuk verhaaltje! haha, enne, dat grijs haar van je begon me ook al op te vallen ja ;). maar maak je niet druk, als dat al n beetje zo zou zijn: je bent zo oud als je je voelt!! en ik heb ook wel s gehoord dat de tijd tussen 30 en 40 t leukste is, omdat je dan alle keuzes met n iets zekerder beeld voor ogen neemt, en dat schijnt fijn te zien....we gaan t zien he! gelukkig!
tot snel!!
XX wieneke

Anoniem zei

Zeg gaan we nog eens loggen of hoe zit dat? Welkom op de lijst van logs die op het punt staan hun link op mijn log te verliezen :-D

teken je knuffel zei

heb je weleens van de quarterlifecrisis (zie www.quartelife.nl) gehoord?! Dat is errrg herkenbaar!

Unknown zei
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
Anoniem zei

Beste Lieke,

Dat zowel het schrijven van een doctoraalscriptie, als het ontwikkelen van het concept dat eraan ten grondslag ligt soms onmenselijk veel geduld van een mens kan vergen ervoer ik ook in de hete zomermaanden van hetzelfde jaar waarin jij je afstudeerepistel schreef. Drie jaar had ik nodig om de vraag die ik daarin aan de orde liet komen te voorzien van wat ik beschouwde als een sluitend antwoord; om tenslotte een half jaar na mijn afstuderen te ontdekken dat er toch nog iets wezenlijks aan ontbrak. Nu overweeg ik om zoals jij dat hebt gedaan het "opus horribilis" te bewaren op een plaats waar niemand het meer kan vinden. Want het is beslist niet de pennenvrucht waar ik het meest trots op ben. Wel zou ik erg trots zijn op de prachtige column 'Sesamstraat' die jij vandaag liet publiceren op pagina 21 van Dagblad De Pers, wanneer ik haar zou hebben geschreven. Duidelijker en mooier dan ik dat ooit heb gedaan, zou ik een onbestemd sentiment hebben kunnen verwoorden.

Vanaf het moment waarop ik me realiseerde dat de tijd was aangebroken waarin iedere Bekende Nederlander of Nederlandse meent een columnist of columniste te kunnen zijn nam ik nauwelijks meer de moeite om nog een column te lezen. Columns liet ik letterlijk en figuurlijk links - en rechts - liggen. Ik sloeg er geen acht meer op, totdat mijn oog vanmiddag viel op een titel die me aansprak. Ik, voor wie de welbekende creaties van Wim T. Schippers en Paul Haenen al zolang als ik leef de grootste helden allertijden zijn, kon deze column niet ongelezen laten. Diep geroerd was ik na het lezen en veelvuldig herlezen ervan. Hoe herkenbaar waren immers de dingen die ik las: 26 en nog steeds woonachtig in een of ander hok binnen een studentenhuis, een moeder die je aanspoort om nu net als je leeftijdsgenoten en -genotes te gaan werken aan de realisatie van wat ik altijd het 'huisje-boompje-beestje-prikkeldraad-idee' noem, de gedachte in je achterhoofd dat je een 'Toekomst' moet uitstippelen en dat je moet voorkomen dat je uiteindelijk na je dertigste veel hebt gewild en weinig hebt gedaan, en het verlangen naar de tijd dat je zorgeloos naar Sesamstraat kon kijken, inderdaad, "[M]et om iedere vinger een Nibbit".
Ik vroeg me af hoeveel 26-jarigen deze schitterende column zouden hebben gelezen, hoeveel tijd en moeite het de schrijfster zou hebben gekost haar te schrijven, en of ik in staat zou zijn geweest het onbestemde, vage gevoel waarmee ik al enkele maanden rondloop beter onder woorden te brengen dan dat jij dat hebt gedaan. Ik vroeg me niet af of ik je zou bedanken voor je publicatie. Dat ik dat vandaag nog zou doen stond vast en bij dezen dank ik je dan ook bijzonder hartelijk voor de moeite die je hebt genomen om de woorden uit jouw hart in mijn hoofd te plaatsen. Door jou 'weet' mijn hoofd immers weer wat mijn hart 'voelt'. Ik wil je daarom vragen om toch vooral trots te zijn op je column en om haar anders dan je doctoraalscriptie niet naast je perenijsjes te leggen. Bij mij ligt zij voor het raam in de zomerzon, om geel, maar nimmer oud te worden....

Het ga je goed.

Was getekend,
Tim