20 maart 2007

Ome Kunstenaar

Veertien dagen was hij van de wereld geweest. Gezopen als een ketter. ‘Ja…’, verzucht hij. ‘Ik heb het allemaal weer meegemaakt, ik heb een vrouw gekust, goede gesprekken gevoerd over kunst en cultuur, ’s nachts eieren gebakken. En ik heb zelfs gedanst, in zo’n rijtje.’ Ter illustratie ‘host’ mijn oom in zijn eentje voorbij de stoel van mijn 94-jarige oma, aan wie dit verlate, eenzame carnavalstafereel geheel voorbij gaat.

Noem het katholieke hypocrisie, voor sommigen schept de Bourgondische Brabantse carnaval een tijdelijke, geestelijke heilzaamheid. Mijn oom vierde de lof der zotheid uitbundig als nooit tevoren, keek diep in het glaasje en vond op de bodem weer even waarin hij zo sterk gelooft. Het gevoel van totale vrijheid. Voor een schilder als hij het begin van ieder geslaagd doek en de enige voorwaarde voor zijn kunstenaarsbestaan. Samen met alcohol dan. ‘Want daar ga ik beter van schilderen.’

Boven hem, in de bescheiden bejaardenwoning van mijn oma, hangt een schilderij van eigen makelij. En op het tafeltje naast de bank staat het geboortekaartje dat hij ontwierp voor een van zijn kleinkinderen. Een beetje tegen wil en dank, want schilderen in opdracht druist regelrecht tegen de wetten van de artistieke vrijheid in. Maar voor een dochter conformeert ook de meest eigenzinnige kunstenaar zich soms.

‘Opa, je was mijn verjaardag vergeten’, had zijn kleindochter hem laatst terecht gewezen. ‘Ja kind, opa had teveel pilsjes op’, gaf hij grif toe. Want eerlijke kinderen verdienen de waarheid. ‘Oh…mama zei wijntjes’, brabbelde het meisje vrolijk verder. ‘Wanneer gaan wij samen pilsjes drinken, opa?’ had ze lachend gevraagd, terwijl ze met haar hand een onzichtbaar glas naar haar mond bracht.

Het liefst is hij alleen, mijn kunstenaarsoom met kluizenaarstrekjes. Op al te bezorgde kinderen of meelevende vrienden zit hij niet te wachten. De onregelmatige, maar jarenlange periodes van veel drank hebben zijn broze lichaam grondig aangetast. Eten doet hem pijn. En toch, liever geen liefde en belangstelling dan het gevoel te worden beknot door sociale controle. Maar bij het verhaal van zijn kleindochter glimmen zijn ogen en lacht zijn gezicht.

Iedere zondag zit hij hier, op hetzelfde plekje in de bank van mijn oma. Zo ook vandaag. Hij bladert wat door de Libelle, kijkt naar buiten, schenkt met licht trillende hand koffie in voor mama en mij. Hij praat over kunst, cultuur en geschiedenis. Over rijtjeshuismoeders en ambities. Over de burgerlijkheid van zijn geboortegrond en de anonimiteit van mijn nieuwe stad Amsterdam, waar het soms fijn toeven moet zijn.

‘Hoe gaat het met de liefde?’, wil hij weten. Oh oh. De onvermijdelijke vraag op familiebezoekjes. Maar uit zijn mond klinkt ze toch anders. ‘Of nee, misschien bedoel ik meer het verlangen’, nuanceert hij. Ik grijns en antwoord schalks dat ik sinds mijn stage het toonbeeld van braafheid ben. Weliswaar niet zonder verlangen, maar weinig wilde uitspattingen in de grote stad. Een lachsalvo klinkt van de bank.

Vlak voor ik wegga krabbelt hij nog wat op papier. Zijn adres. In een onleesbaar kunstenaarshandschrift, uiteraard. Of ik nou eindelijk eens een Intermediair opstuur, want hij wil wel eens lezen wat ik zoal schrijf. En hij belooft me een ets, zoals hij weken geleden mijn moeder beloofde om voor mij zijn mooiste schilderij te maken. ‘Dat is hij vast alweer vergeten’, zegt mama als we naar de auto lopen. Maar dat geeft niet.

2 opmerkingen:

Neeltje zei

Lieke! Prachtig! Ontroerend prachtig! Schrijf meer! Nu!

Lieke zei

Hahaha! BREGJE COBUSSEN! Anders probeer je voor één keer eens om mijn heldhaftige pogingen om de mensen over wie ik schrijf nog enigszins in anonimiteit te laten voortleven, níet in het water te laten vallen ;-)?

Maar inderdaad, misschien moet 'ie hem lezen. Ben nog een beetje in twijfel...