Zelden vond ik een situatie denk ik zo grappig en ernstig tegelijkertijd. Een angstig besef drong zich op. Ik. Ben. Oud. Althans, in de beleving van mijn nichtje. Voor haar behoor ik tot de categorie Sesamstraatfiguren die er alleen maar wonen om verhaaltjes voor te lezen. Ja, vanaf nu ben ik er een, ’n echte ‘GROTE MENS’.
Toen ik enkele weken geleden mijn kamer in Amsterdam betrok, vroeg mijn moeder me of ik niet eens toe was aan een waarlijk huis, in plaats van ‘zo’n studentenkamer’. Ik was immers ‘al bijna dertig’, wist ze terloops toe te voegen aan haar het-wordt-tijd-dat-je-eens-volwassen-wordt-betoog.
Help? Eind december werd ik 26. Zes-en-twin-tig. Ok, helemaal van harte ging het niet. Op de eerste plaats houd ik niet van even getallen en bovendien is elk jaar boven de 25 inderdaad een stap dichter bij de dertig. Maar zo’n vaart loopt het nou ook weer niet, lijkt me. En toch bekruipt me zo nu en dan een onbehaaglijk gevoel. Alsof ik ineens haast heb met de dingen.
Hinkend op twee benen – het ene nog studerend, het andere werkend – heb ik het idee dat ik allerlei beslissingen moet nemen. Ik moet een Toekomst uitstippelen. En snel ook, nu het nog kan. Want voor je het weet ben ik de dertig gepasseerd, heb ik teveel wel gewild maar niet gedaan en praat ik onherroepelijk in termen van ‘de jeugd van tegenwoordig’ en ‘vroeger, toen er nog guldens waren en alles anders was’. En vertel ik mijn kleine nichtje met waterige ogen over ‘toen ik zou oud was als jij…’
Jakkes. Soms wil ik gewoon weer met mijn duim in mijn mond op de bank voor de teevee zitten, Sesamstraat kijken. Met om iedere vinger een Nibbit. En voorgelezen worden door Paula. Want die zit er nog steeds in. Misschien word je in Sesamstraat wel nooit ècht oud, bedenk ik me. Hoewel, zelfs mijn favoriete kinderprogramma viert dit jaar zijn dertigste verjaardag…
